Hard//hoofd zoekt donateurs/kunstverzamelaars! Geniet je met enige regelmaat van onze artikelen? Ondersteun Hard//hoofd dan en hang ons aan je muur.
Augusta was tachtig, ik vijftig, toen wij elkaar leerden kennen. Via een briefje bij Albert Heijn zocht zij een vakantieoppas voor haar kat Kareltje en ik reageerde. Tijdens ons kennismakingsbezoek resideerde zij, sigaretten rokend uit een pijpje, tussen kat en kussens in het midden van haar sofa. Wij dronken whisky, peuzelden nootjes en leken al snel van eenzelfde soort stof geweven.
Beiden hielden we van het concept Ware Liefde, dieren, schoonheid en kunst. Van dat laatste liep haar huis over. Aan de muren hingen oude etsen, tekeningen en olieverfschilderijen, waaronder – onopvallend naast de boekenkast – een Jozef Israëls: een donker interieur met wieg en vrouw aan het raam. Mijn adem stokte toen ze mij erop wees. Toch vond ik het grootste kunstwerk in de kamer-en-suite Augusta zelf. Behalve dat zij, ondanks haar hoge leeftijd, nog altijd prachtig was om te zien, vertelde zij zo beeldend over haar kleurrijke verleden dat geen film, boek of toneelstuk er tegenop kon. Lange winteravonden of ’s zomers, tot ver na middernacht in haar tuin, hing ik aan haar lippen terwijl ik met haar meereisde langs al die plekken op de wereld waar zij geleefd, genoten, geleden en bemind had.
Ach, Augusta.
Bijna honderd mocht je worden. Vorige week hielden wij op je sterfdag een herdenkingsreünie bij een van ons thuis. ‘Ons’, dat wil zeggen het handjevol mantelzorgers dat je tot je laatste snik trouw bleef. Dat was nog een hele opgave, want - sorry dat ik het zeg - hoe afhankelijker je werd, hoe onuitstaanbaarder. Uit angst voor de eenzaamheid probeerde je ons met rare beloftes te chanteren: ‘Als je drie nachten per week bij me komt waken, zet ik je in mijn testament’. Of: ‘Als je de weekends bij me komt zitten, krijg je mijn auto’. En de allermooiste: ‘Als je bij me komt wonen, krijg je mijn Josef Israëls. Dan hoef je de rest van je leven niet meer te werken’. Niemand geloofde je, want je had ook nog een zoon. Hij keek weliswaar nauwelijks naar je om maar je adoreerde hem, dus alles zou naar hem gaan.
'Ik vond het trouwens een afschuwelijk schilderij', zei de jongste mantelzorger op de reünie. 'Zo donker. Ik zei altijd tegen haar dat ik het niet hoefde.'
'Ik had vaak het gevoel', zei een ander – Augusta’s buurman, die regelmatig voor haar kookte of ’s nachts, als ze niet kon slapen, een borrel met haar dronk - 'dat ze mij ervan verdacht alleen vanwege dat schilderij te blijven komen. Ze leek me op het laatst echt uit te proberen. Op het pesterige af. Niks was meer goed wat ik deed. Op een dag zei ze: "ik wil een taxateur laten komen voor die Jozef Israëls en ik wil dat jij erbij bent". Wat zou ze nu weer in haar schild voeren, dacht ik. Ik vond het zo vreemd.'
Hij hield ons even in spanning. Het was wel duidelijk van wie hij de vertelkunst had afgekeken.
'Die vent kwam', ging hij verder, 'wierp er een blik op en zei: ‘die lijst is misschien nog iets waard, maar die plaat is een reproductie’. Hij haalde het ding van de muur en draaide het om. Op de achterkant zat nog het prijsje.'
Hij stopte weer.
'En toen?' riepen wij.
'Ze keek me uitdagend aan', vervolgde hij, 'balde dat broze vuistje van haar en stak het zó – hij imiteerde het gebaar met kracht – dwars door het schilderij. Nadat de taxateur vertrokken was hebben we er schaterend een whisky op gedronken. Daarna heeft ze me nooit meer gepest.'
-
Ook kunst verzamelen om je geliefden mee te chanteren? Het kan! Doneer aan ons platform en word kunstverzamelaar:

Trudy Kunz werd in de jaren tachtig en negentig bekend door haar werk voor Libelle en Marie Claire. Voor Plus Magazine was zij bijna vijftien jaar columniste. Zij publiceerde meerdere interviewbundels en in 2013 verscheen haar eerste roman, Kroniek van een bange liefde. Als pensionado zonder pensioen verdeelt zij haar tijd, net als daarvoor, tussen schrijven, schilderen en ander (on)nuttigs.

Bram Dirven