‘Ik groeide op met een gewurgd veenlijk,’ zeg ik tegen mijn geliefde. Het is zondagochtend, we liggen in bed. Mijn geliefde wil liever knuffelen dan praten, en ik weet: gewurgde veenlijken zijn niet het meest tedere onderwerp voor een knuffelochtend. Maar ik bedoel er niets lugubers mee. Ik bedoel het eigenlijk heel liefdevol. ‘Ze was zestien,’ zeg ik, ‘ze leek een beetje op mij.’
Ik denk na over mensen die ik niet persoonlijk ken, maar die wel grote invloed op mijn leven hebben gehad. Schrijvers, politici, filmmakers. Personages, muzikanten. Ik heb net toegegeven dat ik als tiener een kortstondige maar hevige crush had op Ruud van Nistelrooij. Tijdens het EK van 2004 maakte hij vier doelpunten en toen wist ik het zeker: zó’n man moest het zijn. ‘Die Ruud heeft geen idee dat hij voor een dertienjarige even het oermodel husband is geweest,’ zeg ik. ‘Eigenlijk heel raar.’
‘Absoluut héél raar leukie,’ zegt mijn geliefde en hij trekt een gek gezicht. ‘Ik zal het je nog raarder vertellen. Zonder Harry Potter was ik heel iemand anders geworden. Echt compleet iemand anders. Heeft die Rowling ook geen idee van.’ Dan buigt hij zich over me heen om me de mond te snoeren. Een mooi moment om over het veenlijk te beginnen.
‘Ze lag op zeven kilometer van ons huis in het Drents Museum in Assen,’ vertel ik. ‘Misschien ken je haar wel. Ze noemen haar het meisje van Yde. Ergens rond het begin van de jaartelling werd ze vermoord, en eind negentiende eeuw werd ze goed geconserveerd in het veen bij Yde gevonden. Er is een wassen replica gemaakt van haar hoofd, met rode krullen en blauwe ogen. Er zat een wollen koord om haar nek, archeologen denken dat ze geofferd is. Ik heb haar een aantal brieven geschreven.’
Het blijft even stil.
‘Eigenlijk best wel een boel brieven,’ zeg ik, ietsje harder nu.
‘Brieven? Aan wie?’ Mijn geliefde haalt zijn neus uit mijn hals.
‘Voor een schoolopdracht moesten we een brief schrijven aan iemand die we niet kenden,’ leg ik uit. ‘De klas vond het erg dom dat ik het meisje van Yde schreef, want zij was al lang dood. Zij zou dus sowieso niet terugschrijven. En welk adres schreef ik op de envelop? Maar ik vond het juist fijn dat ze niet meer leefde, dan zou ze ook niets doorvertellen. Ze was de eerste die wist dat ik verliefd was op Ruud van Nistelrooij.’
Laatst las ik dat wordt onderschat hoeveel adolescenten een imaginary companion hebben. Veel van die companions lijken erg op de adolescent zelf, ze dienen als kameraden die ondersteunen en aanmoedigen. Onderzocht was in hoeverre de ingebeelde vriend bij adolescenten het resultaat was van egocentrisme, en of de vriend een substituut was voor een betrouwbare vriend of familielid in real life. Dat bleek niet het geval. Integendeel: juist adolescenten die sociaal en creatief competent waren bleken imaginary companions te creëren.
‘Ik mis haar,’ zeg ik.
Wederom geen reactie.
‘Ze zat altijd geduldig op mijn overdenkingen te wachten,’ ga ik verder, ‘ze gaf me nooit het gevoel dat ik maar wat dom zat te bazelen. Ze luisterde altijd, echt altijd.’
‘Wat?’ zegt mijn geliefde. Hij schuift zijn arm onder mijn nek weg.
‘Ik denk dat ik haar weer eens een brief ga schrijven.’
‘Moet je doen.’ Hij zucht, kijkt me aan, zucht nog eens. Dan geeft hij me een kus, slaat de dekens van zich af en zegt terwijl hij opstaat: ‘Vraag je haar in die brief dan ook gelijk even of ze zin heeft om een ochtend met mij te komen knuffelen?’
Iduna Paalman (1991) is Hard//hoofdcolumnist. Haar poëzie en korte verhalen verschenen o.a. in De Gids, Revisor, Het Liegend Konijn en NRC Handelsblad. Ook schrijft ze voor het toneel en werkt ze als docent. In 2016 won ze de Grote Lowlands Schrijfwedstrijd. Bij uitgeverij Querido werkt ze aan haar poëziedebuut. // iduna@hardhoofd.com
Daphne Prochowski is een illustrator uit Groningen. Haar werk is te omschrijven als kleurrijk en verhalend.