Ik kwam een oud interview met mijn grootvader tegen. Voor de kerstbijlage van Vrij Nederland mocht hij in december 1973 – hij was toen 95 - vertellen over hoe het was om al 30 jaar bejaard te zijn. Ter sprake kwam het feit dat hij, na de dood van zijn tweede vrouw, met behulp van een reeks huishoudsters zijn leventje had kunnen voortzetten.
Huishoudsters? Voor de millennials leg ik het even uit. Een huishoudster was tot diep in de vorige eeuw een alleenstaande, meestal wat oudere dame, die in ruil voor gratis kost en inwoning het huishouden draaiende hield van een alleenstaande heer, meestal een weduwnaar. Het varieerde per geval of seksuele diensten ook tot haar takenpakket behoorden.
De journaliste die mijn grootvader interviewde, vroeg het hem op de man af: ‘Wilden de dames ook seksueel contact?’ Waarop hij zijn kans schoon zag eindelijk eens zijn hart te luchten over een onderwerp – bejaardenseks - dat toentertijd volstrekt onbespreekbaar was.
‘Ja’, antwoordde hij, ‘het is zo. Ik wil niet te veel zeggen, maar misschien dat ze wel graag getrouwd wilden zijn. Dat wilde ik niet.’
‘En u?’, ging de vraagstelster verder, ‘wilde ú seksueel contact?’
‘Het is zo’, antwoordde mijn grootvader weer. ‘Per slot van rekening zijn de mensen ervoor geschapen.’
Er viel een korte stilte. Toen dacht hij blijkbaar: wat kan mij het ook schelen, ik gooi het er gewoon uit. ‘Maar over de negentig,’ ging hij door, ‘is het afgelopen. Dan gaat het verlangen ook weg. Je ziet nog wel graag een aardige vrouw, maar je hebt geen behoefte meer. Ik weet niet waar ’t hem in zit. Je hebt niks meer. Het idee hou je toch altijd wel. Je kan het niet meer, nee. Maar ik was over de negentig hoor, toen het eigenlijk een beetje overging.’
Deze ontboezemingen kwamen hem op een hoop gekrakeel met zijn dochters te staan. Ik hoor mijn moeder en tante nog tegen elkaar sissen: ‘Vader heeft zich laten gaan. Vader heeft de familie te schande gemaakt!’
Wij, zijn puberende kleinkinderen, vonden zijn openheid juist stoer. Hij durfde! We leefden wel in de sixties, maar bij ons thuis werd nooit over seks gepraat.
Van al zijn huishoudsters herinner ik mij alleen tante Tolis, een vrolijke, licht bebaarde volksvrouw, en haar tegenpool tante Dien. Tante Dien, een lieve, elegante dame met grijs opgestoken haar, was grootvaders laatste huishoudster voordat hij naar het bejaardenhuis ging.
Om haar heen hing een zweem van parfum, op feestdagen vermengd met de geur van groentesoep met ballen. Nu ik het interview met hem na bijna vijftig jaar herlees, hoop ik ineens vurig dat het waar is: dat die eigenzinnige oude man, die zijn kleinkinderen op de knie nam om hen bloedstollende, ter plekke uit zijn duim gezogen verhalen te vertellen – dat die grootvader van mij zijn laatste opflakkeringen van lust en liefde beleefde met tante Dien. Mooie, wijze tante Dien, die toen ik elf was in mijn poëziealbum schreef:
Liefde!
Wil nooit je hart voor liefde sluiten.
Zij is ’t, die d’echte adel geeft.
De ware liefde leeft naar buiten,
Waar zelfzucht slechts naar binnen leeft.
Trudy Kunz werd in de jaren tachtig en negentig bekend door haar werk voor Libelle en Marie Claire. Voor Plus Magazine was zij bijna vijftien jaar columniste. Zij publiceerde meerdere interviewbundels en in 2013 verscheen haar eerste roman, Kroniek van een bange liefde. Als pensionado zonder pensioen verdeelt zij haar tijd, net als daarvoor, tussen schrijven, schilderen en ander (on)nuttigs.
Rosanne van Leusden is illustrator, wonend en werkend in Amsterdam.