Lange tijd beperkte mijn lichaamsbeweging zich tot vrijen, stofzuigen en langs winkelpaden van buurtsupers flaneren. Ik had het niet zo op lijfelijke inspanning - een eigenaardigheid die ik overhield aan mijn gymnasiumtijd. Op een paar uitslovers na koesterden wij alfa’s een groot dédain jegens het vak gymnastiek. Waar wij die minachting op baseerden blijft een raadsel, maar het was onze grootste sport om in de gymzaal zo dwars mogelijk te liggen. Onze veelgeplaagde docente, juffrouw B., zocht al gauw troost in de armen van een Amerikaanse toerist, die haar reden gaf ontslag te nemen en te emigreren.
In de jaren die volgden liet het universum niet na met enige regelmaat wraak te nemen voor mijn arrogantie. Nog tijdens mijn schooltijd werd ik verliefd op een jongen uit de hoogste klas, een gespierde bèta. Hij zag mij niet staan en op het schoolbal liet hij zich voor mijn ogen wegkapen door een lenige aanstelster, voor wie geen acrobatische danspas teveel was.
Mijn volgende liefde betrof een skileraar, die ik ontmoette nadat vriendinnen mij tot een weekje wintersport hadden overgehaald. Was onze eerste zoen, na afloop van een met Glühwein overgoten kennismakingsavond, nog vol beloftes – na onze eerste serieuze afdaling verschoof zijn aandacht naar de meest getalenteerde leerling, die ook nog eens over een diploma kunstrijden beschikte.
Alsof het zo moest zijn hadden veel van mijn latere vrienden een zeilboot, waarop ik graag plaatsnam om de zon in het water te zien schijnen. Dat er ook een sportieve prestatie van mij werd verwacht, had ik niet door. Na de afvaart, waarbij de schipper en zijn vrouw elkaar vijandig klinkende kreten toeschreeuwden, strekte ik mij uit op de voorplecht in afwachting van de eerste stop. Eén keer ontfermde ik mij vrijwillig over de fokkeschoot. Door gebrek aan zeilkennis kreeg ik echter al gauw de giek tegen mijn hoofd: einde oefening, einde invitaties voor een dagje zalig zeilen.
Maar de grootste straf moest nog komen. Sinds een jaar of tien, vijftien verkeert het hele westelijk halfrond in een beweeg-of-ik-schietcultuur. De moderne mens mag niet meer ongestraft stilzitten. Hij moet en zal gewichtheffen, joggen of op de racefiets klimmen. Hierdoor scheelde het een haar of ik was een zonderlinge eenzaat geworden in een wereld vol fitfanaten.
Gelukkig riep een oudere vriendin mij bij de les. Zij was al jaren lid van een aerobicsclubje dat de naam sportclub nauwelijks verdiende. Met een uurtje per week bukken, rekken en strekken was zij zowel fysiek als mentaal een beter mens geworden. Wat hield mij tegen?
Tijdens de proefles voelde ik me er meteen thuis. Ik schreef me in en hoewel ik nog steeds niet van bewegen houd, ben ik tot op de dag van vandaag een fervent aerobicster. Misschien vooral vanwege de lange nazit in de koffielounge. Daar bespreken wij alles wat ons dwars-, mee- en tegenzit. Net als vroeger bij juffrouw B. Maar nu mag het.
Trudy Kunz werd in de jaren tachtig en negentig bekend door haar werk voor Libelle en Marie Claire. Voor Plus Magazine was zij bijna vijftien jaar columniste. Zij publiceerde meerdere interviewbundels en in 2013 verscheen haar eerste roman, Kroniek van een bange liefde. Als pensionado zonder pensioen verdeelt zij haar tijd, net als daarvoor, tussen schrijven, schilderen en ander (on)nuttigs.
Rosanne van Leusden is illustrator, wonend en werkend in Amsterdam.