In mijn brievenbus woedde al tijden een strijd tussen Dr. Touba, professor Ahamed en de Grote Meester Mr. Abu. De eerste zou volledige bescherming bieden tegen slechteriken, de tweede kon mijn verdwenen man laten terugkomen (100% resultaat) en de Grote Meester Mr. Abu beloofde mij geluk in alles, binnen drie dagen. Daar ging mijn sterke voorkeur naar uit.
“Hmm?”
Ik heb in een opwelling gebeld en weet niet zo goed wat ik zeggen moet. Het is half tien ’s ochtends en hij klinkt boos. Misschien slaapt de Grote Meester graag uit. Eigenlijk heb ik niet eens bedacht wat ik van hem wil, dus ik noem zijn advertentie.
“U weet wel, dat al mijn problemen verdwijnen.”
“Mmmmmm hmmmmm.” Iets minder boos.
“Nou, dat wil ik eigenlijk wel.”
“Mmmmmm hmmmmm.”
“....”
“....”
“Zal ik een keer langskomen?”
“Do you speak English?”
Het haperende telefoongesprek resulteert in een routebeschrijving per sms nadat ik hem vergeefs twaalf keer zijn adres heb laten uitspreken, de Tweede Oosterparkstraat. Ik kon er niets anders van maken dan twee-tachtig. TWEE-TACHTIG! Tweeeeeeee-TÁCHtig. Wanneer ik een week later echter op de afgesproken tijd aanbel wordt er niet opengedaan. Ik doe een paar stappen achteruit voor een blik op drie hoog en bel nog een aantal keer, lang.
“You’re not home, unfortunately”, bericht ik geïrriteerd en fiets weer terug naar de stad. Met de uitgespaarde vijfentwintig euro kan ik allicht een anti-wallencreme kopen of zoiets, een veel tastbaarder oplossing voor mijn slaapprobleem.
Op de cosmetica-afdeling van de Bijenkorf word ik direct naar een kruk gedirigeerd voor een huidtypetest.
“Wat zijn je klachten?” vraagt een volgeplamuurde juffrouw en voor ik antwoord kan geven begint ze alvast te vinken op haar lijstje.
“Droge huid, glimmend voorhoofd, roodheid.”
“Nou, als dat mijn klachten waren...”
Wanneer ze vervolgens twee contactpapiertjes tegen mijn jukbeenderen drukt, gaat mijn telefoon. Het is de Grote Meester. Direct nadat ik hem heb weggedrukt belt hij nog een keer, en nog eens en laat twee identieke, onverstaanbare voicemails achter, gevolgd door een tekstbericht met weer zijn adres.
“Ik ben er over twintig minuten,” tekst ik terug, laat me een veel te dure creme aansmeren en scheur weer richting Tweede Oosterparkstraat, naar de Grote Redder. Verdomme wat heb ik die nodig! Want anders dan gepland — ik had de oorspronkelijke afspraak slechts gemaakt uit een ironisch soort nieuwsgierigheid — heb ik sinds een dag serieuze problemen. Mijn relatie ligt plots aan gruzelementen, ik sta op straat. Ditmaal gaat de deur wel open.
De Grote Meester Mr. Abu is een klein mannetje in een gigantische rode jurk en stinkt uit zijn bek als een jonge god. De hal staat blauw van de wierook en is tot het plafond volgestapeld met sportschoenen. Het piepkleine kamertje boven staat nóg blauwer. Er liggen losse vloerkleden over houtrotplanken, tegen de muur staat een eenpersoonsbed met een paardendeken. De deur gaat op slot en ik word in kleermakerszit tegenover hem geplant, knie aan knie. Vriendelijk zwijgend kijkt hij mij aan.
“Yessssssssss. Laura. Tell me.”
Ik besluit dat mijn actuele sores iets te veel shit zal zijn voor de grote Abu, dus ik gooi het op wat minder prangends voor nu.
“I can’t sleep.” Geen leugen overigens, al jaren niet.
“I just don’t.”
“Yesssssss. Where do you live?”
“West.”
“Write down your name.”
Ik schrijf mijn naam op.
“Phone number.”
Ik schrijf, overhandig hem zijn notitieblok weer.
“Birthday. Your mothers name. And now you pay me $25.”
Dat hadden we over de telefoon afgesproken, eerlijk is eerlijk, dus ik geef hem de cash. Hij vouwt de briefjes dubbel en kust ze. Prevelt in opperste concentratie een lang verhaal met het geld tegen zijn lippen en geeft mij vervolgens een hand schelpen.
“You tell them.”
“Tell them what?”
“Anything.”
Dus fluister ik in mijn gebalde vuist vol schelpen dat ik verdomme weleens rust wil.
“Goooooooooooood.”
De schelpen worden in een rieten mand vol andere schelpen en muntstukken driftig door elkaar geschoven.
“You’ve got too much problems.” Zorgelijk bekijkt hij de schelpjes en de muntjes.
“I know man.”
“Something at home is not clean.”
Ik denk aan de kalkaanslag op de badkamertegels. De handgreep van de vaatwasser?
“Do you live alone?”
Nee, schud ik.
“Maybe there’s trouble with your friend.”
You can bet your ass, Abu.
Weer wordt alles driftig door elkaar geschud.
“I will prepare a special medical cream and you will sleep all night.”
Nee man, nee! denk ik, ik heb net voor een fortuin aan créme aangeschaft, ik ben nu juist toe aan iets minder tastbaars.
“I will help you”, zegt hij dan, zijn hand op mijn schouder.
En wat een heerlijke woorden zijn dat wanneer je aan de grond zit, zelfs uit de mond van een kwakzalver. Soms is het resultaat van geen belang meer, slechts de belofte.
Buiten bel ik een vriend waarvan ik weet dat hij nooit thuis is.
“Mag ik een tijdje bij jou logeren?” vraag ik. “Ik zit in de shit.”
“Tuurlijk poepie.”
We spreken af, drinken koffie in de zon en ik krijg de sleutel. Diezelfde avond mag ik er al slapen, grappig genoeg slechts één straat verwijderd van de Grote Redder. Ik schrik een paar keer wakker in de vreemde ruimte. In het onbekende bed zonder het warme, lieve lijf waar ik al vijf jaar naast slaap. Ik ben gruwelijk verdrietig, maar ergens klopt het, allemaal.