'Ambulance, politie of brandweer?' vroeg de alarmcentrale. Het was donderdagavond, een uur of tien en het regende.
Ik vind het altijd heel wat om 112 te bellen, want ik ben een kind van de jaren tachtig, die wat mij betreft de geschiedenis in mogen als het decennium van kutgeintjes met de telefoon in de gang. Ik grossierde in alle variëteiten ervan (woont u aan de Sint Annalaan, nummer 12? Ja? Kunt u dan iets voor mij doen? Mijn parkiet zit in uw boom! Staat u nu voor het raam? Ziet u hem? Hij is felblauw met een beetje een kotskleur van boven HAHAHAHAAAA! Tuut-tuut-tuut). We klooiden vooral met de sekslijn natuurlijk, maar ook met de wetenschapslijn, met alle kerken in de stad, met alle leerkrachten van de basisschool, met onze tandartsassistente, maar één regel was heilig in de telefoonspelletjes-etiquette. Nooit de alarmlijn.
'Brandweer, denk ik,' antwoordde ik, zoals altijd een beetje angstvallig wanneer ik 112 heb gebeld. Dit komt door de reclame van Postbus 51 over de gevolgen van kloten met de alarmlijn, die mij toen het nummer van 112 nog 06-11 was een ongekende hoeveelheid angst- en schuldgevoelens inboezemde. Nu zei ik het dus weer een beetje besmuikt, terwijl toch echt een aanzienlijk deel van het Rembrandtpark in de fik stond.
'Dat ziet er niet al te best uit he?' zei een jongen die naast mij was komen staan.
'Nee,' zei ik.
Zij aan zij tuurden we in de vlammenzee, tot ik mij uit de hypnotiserende werking ervan wist te bevrijden en dus ‘de brandweer, denk ik’ zei. De fik was inmiddels metershoog en het rook best lekker naar kampvuur, maar kampvuurgeur is soms totaal uit de context, zoals op een regenachtige donderdagavond in een gitzwart Rembrandtpark. Hier en daar knapte en siste er iets.
'Wat staat er in brand?' vroegen jullie.
Dat wist ik niet.
'Kunt u even gaan kijken?'
En zo liep ik op mijn hakken (ik was op weg naar een feestje) de drassige bosjes van een pikdonker park in, recht op een gigantische fik af. Menig horrorfilm uit het B-segment is beter begonnen. Ik wrong me door de bramenstruiken (mijn HEMA-panty delfde glansrijk het onderspit) en zag uiteindelijk de karkassen van drie scooters.
'DRIE SCOOTERS!' riep ik enthousiast in de hoorn en ook een beetje naar de jongen verderop en ik fantaseerde hardop over een shoot out, over mensensmokkel of een geripte drugsdeal.
'Blijft u daar om onze wagen op te vangen?' kapten jullie mijn oplaaiende verbeelding af.
Natuurlijk bleef ik! Want sinds ik uit de Gouden Boekjesserie De Vijf Brandweermannetjes kreeg voorgelezen, heb ik altijd zeer warme gevoelens voor jullie gekoesterd (die versterkt zijn nu ik weet waar jullie zwemmen. Ik liep terug naar de jongen en we keuvelden wat over zaken waar je met een wildvreemde in een pikdonker en verregend park met op de achtergrond drie ontploffende scooters meestal over keuvelt. We zeiden dingen als: ‘Nou, zo maak je nog eens wat mee he?’ en ‘Wat gek dat dat nog zo brandt in de regen nietwaar?’ En zo voorts.
Jullie sirenes hoorden we al geruime tijd naderen maar ook weer afzwakken - we zagen jullie eerst met zwaailicht en al de oostzijde van het park voorbij sjezen en later de zuidzijde. De in alle alarmgevallen standaard meegeleverde politiewagen was er eerder. 'U had gebeld?' vroeg een kortharige agente door het omlaaggedraaide raampje.
De jongen en ik knikten.
'Er was brand?' Nooit een woord teveel.
Wij wezen met een frons naar het lichterlaaie achter ons, dat in contrast met het absolute donker rondom en door het woeste knetteren ervan een nogal opzienbarend schouwspel vormde.
'Ok,' zeiden jullie politiecollega’s en draaiden langzaam het fietspad op.
Ik was door dit gebeuren inmiddels ruimschoots te laat voor mijn feestje en ook had ik ladders van de ergste soort in mijn panty (meer-been-dan-panty-zichtbaar-ladders, ladders overigens die minder erg zijn dan gewone huis-tuin-en-keuken-ladders want hier had ik tenminste nog een goed verhaal bij), in ieder geval moest ik, mijn nog heviger dan de scooters brandende nieuwsgierigheid ten spijt, de arena verlaten voordat jullie met de blusauto arriveerden.
Ik heb nog dagenlang het wereldwijde web uitgeplozen naar de toedracht en afloop van de shoot out - wat me veel interessants opleverde over zowel de Colombiaanse maffia als zelfmoorden in Amsterdamse parken, maar niets over de drie bewuste scooters. Dat geeft op zich niet.
Wat wel geeft, is wat ik vanochtend tijdens mijn rondje hardlopen vond. Namelijk: de drie scooterkarkassen! Het is inmiddels een week of vier later en dit is mijn vraag aan jullie. Of eigenlijk zijn het er acht.
Waarom liggen die daar nog? Wanneer halen jullie ze op? Of zijn jullie gewend dat alles wat affikt (zoals huizen, auto’s, vrouwen) ván iemand is en dat diegene het zelf wel regelt? Weten jullie hoe slecht een scooter voor het milieu is? Ook als hij niet eens rijdt, maar in de bosjes ligt te degraderen? In drievoud? Denken jullie dat je dit ooit zult lezen? Zoja, MAG IK PLEASE WETEN WAT DAAR IS GEBEURD?