Afgelopen zaterdag – Uw favoriete rockster uit de crème de la crème van de middenmoot van de underground (that's me) staat in een tochtig kraakhol te bedelen om nog één laatste drankbon. De concertorganisator wappert geïrriteerd met zijn armen vol tattoos en drugswonden. “Wie drinkt er dan ook de hele avond wodka-martini's? Vind je het gek dat je drankbonnen dan snel op gaan?” Goa-trance dreunt uit de speakers, er likt een schurftige hond aan mijn been. Mijn geest dwaalt af. Waarom wilde ik ook alweer rockster worden?
Het is omstreeks het jaar 2000 in een klein dorp in Zuidoost-Brabant. Boven het schoolplein hangt een trillende waas van hitte. De hele klas wacht gespannen af tot ze de uitslagen van de beroepskeuzetest zullen ontvangen. Vandaag worden prille, vormeloze kinderidentiteiten voorgoed in een mal gedrukt. Ik pak met zweterige handjes het fotokopietje aan. Er kwamen twee glasheldere opties uit: 'agrariër' en 'popmuzikant'.
Bijna iedereen had 'agrariër' als optie. Dat zegt waarschijnlijk iets over de omgeving waarin ik opgroeide. Daar werd ook bijna iedereen agrariër. Maar de test was ook aan vernieuwing toe. De typemachineletters op een gelig geplastificeerd vel deden vermoeden dat het al in gebruik was sinds het tijdperk waarin cd's nog als futuristische ruimteschepen over de toonbank vlogen en landbouwsubsidies over de velden vloeiden. Inmiddels zijn zowel agrariër als popmuzikant alleen geschikt als levensvoorziening mits je niet te beroerd bent om jezelf te vernederen op nationale televisie. Niet dat ik daar een probleem mee zou hebben, maar het leek me beter om toch maar geen agrariër te worden.
Ten eerste houd ik niet van vroeg opstaan en word ik doodongelukkig van dingen als modder, mest en golfplaten. Maar de prikkelarme omgeving van het platteland zou echt het grote gevaar zijn: de eindeloze avonden op twee uur rijden van de dichtstbijzijnde kroeg of disco; de zwijgzame stugge buren; de dieren waar alleen maar domme, en betekenisloze geluiden uitkomen. De eerste maand zou ik nog wel doorkomen met wat kruiswoordpuzzels en het verzameld werk van Tolstoj. Daarna zou de cabin fever onherroepelijk toeslaan. In een wanhoopspoging zou ik me inschrijven voor het bekende KRO-programma, maar dan was het al te laat. Yvon Jaspers (die overigens uit hetzelfde dorp komt als ik, en ergens tussen 'agrariër' en 'presentatrice' is geëindigd) zou met haar omhelzingen en lieve woordjes (“toe maar, laat de tranen maar komen”) iets in me breken. ‘Boer begaat driedubbele bijlmoord, steekt veestapel in brand en verdrinkt zichzelf in beerput’ zou de kop in de regionale krant zijn.
Nee, dan toch liever popmuzikant. De concertorganisator geeft me een troostende klap op mijn schouder en schenkt een wodka-martini in. “Nog ééntje dan, omdat jij het bent.”
Ik kijk hem dankbaar aan, met vochtige ogen. Al word ik nog niet rondgevlogen in een privéjet, ik hoef in ieder geval niet uit te huilen bij Yvon Jaspers.
Tim Fraanje (M.A.) draait aan knopjes in synthpop-duo Big Hare en organiseert een experimenteel festival dat Sneeuw en Ruis heet. Hij houdt van knutselen, mooischrijverij, zoete cocktails en dansen in misplaatste outfits.
Nanna de Jong is illustrator. Je in een kronkel lachen, een buiging voor de minderheden maken of gewoon een handstand voor de dagelijkse wisseling van perspectief. Ik geniet van bewegingen in alle soorten en maten en vier op deze manier de vormen die het leven aan kan nemen. In een kleurrijk en speels handschrift druk ik op de zere plekken van politieke of culturele thema’s. Ik wil bewust maken maar ook vermaken. Een klein vingertje in de lucht maar gevolgd door een koprol. Enjoy this playground I call work! www.nannabananna.com