De nazomer is een goede tijd om te onthullen dat ook wij, net als ‘alle’ andere babyboomers, een huisje hebben in Frankrijk. Het ligt bij een pad naar het bos, aan een hellende akker waar dan nu eens knalgeel koolzaad staat, dan weer maïs of tarwe. We waren er weer een paar weken en het was weer heerlijk.
Ik zal niet meer opscheppen dan nodig is: we bezitten het huis samen met drie andere stellen. Het is een eenvoudig boerenhuis, waar door de aanleg van vloeren in de aanpalende stallen ruimte is gemaakt voor slaapkamers.
De oude boer en zijn vrouw kenden geen luxe. Zij werden geboren aan het eind van de negentiende eeuw en woonden en sappelden hun hele leven in dit kleine dorp in de zuidelijke Bourgogne. Ze sliepen onder de pannen op het zoldertje boven de woonkeuken en ze wasten zich bij de put.
Het dorp is in de veertig jaar dat we er komen weer opgebloeid. Verlaten en vervallen huizen zijn door kinderen, die ooit naar de stad trokken om te werken, opgeknapt en weer betrokken.
Wij zijn nu ook van alle gemakken voorzien. In het kleine huisje aan de binnenplaats waar vroeger de knecht sliep, naast de waterput en de broodoven, is nu de badkamer. Er is een wc, een boiler, een douche, zelfs een wasmachine. De nouveauté is dat nu door het hele dorp riolering is aangelegd. Sinds het voorjaar zijn ook wij aangesloten.
De logische vraag die volgt is natuurlijk: hoe deden jullie dat dan tot nu toe?
In het begin, medio jaren zeventig, stond in het hok onder de stenen buitentrap een chemisch wc'tje. Dat moest natuurlijk elke dag ergens worden geleegd en daartoe was in die jaren de vuilnisbelt bovenop de hoge Col de Chèvres de aangewezen plek. Je moest er met de auto naartoe en je voelt hem al aankomen; ja, dat containertje is nog eens achterin de Diana van vriend J. omgekukeld. Toen J. boven op de berg de achterklep opende, stond hij meteen tot zijn enkels in de drab. Daarna moest altijd iemand mee om achterin die volle pot recht te houden.
Er is toen vrij snel een echte wc-pot geplaatst die afvoerde naar een diep gat achter in de tuin. Wekelijks spoelden we een speciaal poeder door de wc, waardoor in die ondergrondse strontput het juiste proces ontstond zodat het slik neersloeg en de boel niet ontplofte. De handige mannen in de groep weten zeker dat het geen kwaad kon, maar met de komst van echte riolering zijn we nu helemaal 2017.
Lang hebben we de moderne tijd uit ons huisje weggehouden. Die rust, zonder kranten en televisie, was immers een zege voor de overbelaste geesten. Als we moesten bellen liepen we naar de telefooncel aan de rand van het dorp. Maar moderne tijden hou je niet tegen en inmiddels doen we alles mobiel. Vanwege de slechte ontvangst door de dikke muren wel altijd buiten, als je net een beetje over de balkonmuur hangt heb je twee puntjes ontvangst.
Laatst was er nog meer nieuws: de dorpskroeg van monsieur en madame Berthier is af en toe weer open. Het café was een sociaal middelpunt en tevens hun huiskamer. Ze bleven open tot hun dood eind jaren negentig. Nu zet dochter Maryse, gepensioneerd bij de posterijen, de zaak voort.
Ook een babyboomer, een bébé-boumeuse.
We zitten echt overal.
Loes de Fauwe is journalist en oud-verslaggever van Het Parool. Ze publiceerde twee boeken, Kasba Holland (met Arthur van Amerongen) en Een moeilijke jeugd. Sinds Loes afscheid nam van de krant verheugt ze zich in haar bestaan als gepensioneerde. Zonder plichten, zonder wekker, maar nog steeds met een nieuwsgierige blik op de wereld.
Daphne Prochowski is een illustrator uit Groningen. Haar werk is te omschrijven als kleurrijk en verhalend.