Na een goed betaalde opdracht had ik voor het eerst in mijn leven geld op de bank staan, waarmee ik iets duurs zou kunnen kopen. Ik heb niet veel wensen, het enige luxeproduct dat al tijden op mijn verlanglijstje stond, was een beamer. Deze aankoop zou mijn woonkamer in één klap omtoveren tot een thuisbioscoop.
Op een winterochtend besloot ik er werk van te maken. Ik googlede ‘Best projector 2015’, en na enige studie concludeerde ik dat ik me moest concentreren op de twee goedkoopste, maar toch kwalitatief hoogstaande apparaten: de Optoma HD141X en de Benq W1070. Inmiddels was het alweer tijd voor het avondeten.
De tweede dag verdiepte ik me in vergelijkingen tussen de Optoma HD141X en de Benq W1070. Die waren er genoeg. Er waren Youtube-filmpjes waarin de Optoma en de Benq in het heelal met veel explosies op elkaar botsten, waarna een voice-over galmde: ‘TECHNO-CLASH’. Er waren intelligente artikelen van meer dan vierduizend woorden waarin alle details zorgvuldig werden afgewogen en fora waar de discussie zestig pagina’s telde. Iedereen was, net als ik, bloednerveus over het maken van de juiste keuze. Maar de strijd bleef onbeslist.
Om de subtiele verschillen tussen de Optoma en de Benq te begrijpen, moest ik me eerst in de beamertechnologie verdiepen. Na een paar dagen vormden jargontermen als Vertical Lens Shift, Keystone Correction, PCART (Particle Chemical Alterior Reboot Tentacle) en lumens geen enkele uitdaging meer. Maar juist op dat moment schreef forumlid ProjectorJoey, die ik vanwege zijn amicale toon als een goede vriend was gaan beschouwen: ‘Dudes, dat soort shit maakt allemaal geen fuck uit, zolang de beamer maar op de juiste hoogte hangt'.
Die hoogte was het thema van mijn tweede beameraankoopweek. In eerste instantie dacht ik dat uit alle beamers hetzelfde magische licht schijnt. Hoe naïef! Elk type beamer heeft een uniek bereik, en bijbehorende ideale afstand tot het scherm. Elke beamer is een individu! Ik moest dus de specifieke capaciteiten van de Benq W1070 en de Optoma HD141X berekenen, vervolgens de verhoudingen van de bioscoophoek opmeten, en die met elkaar vergelijken. Tot diep in de nacht liep ik zwetend en scheldend met mijn meetlint heen en weer tussen de kamer en mijn berekeningen.
Uiteindelijk koos ik de Optoma HD141X, de goedkoopste van de twee.
Toen begon de ellende pas. Volgens mijn berekeningen zou de beamer op een plankje achterin de kamer kunnen staan, misschien met een leuke plant ernaast. Maar nadat ik er een halve dag over had gedaan om het plankje te bevestigen, bleken mijn berekeningen toch niet te kloppen. Ik moest een plafondbeugel van dertig centimeter hebben. Het kostte me drie weken om die te vinden. Ik boorde gaten in het plafond en hing de beugel en de beamer op. Daarna boorde ik twintig centimeter ernaast nieuwe gaten. De muur en het plafond waren uiteindelijk bezaaid met kraters, en de te korte kabels hingen als lianen door de kamer. Maar de beamer hing.
Maar hing hij ook recht? De vorm van het beamerbeeld is alleen bij een rechte straal rechthoekig – anders vormt het een soort trapezium. Dat is lelijk. Dat bederft de kijkervaring. Maar als ik het beeld zorgvuldig met twee handen naar rechts draaide, trok het vervolgens weer van het scherm af, en bij elk gebruik trokken de korte kutkabels het geheel weer in de war. En dan moest ik de kleuren nog afstellen, een ingewikkelde code die het gezicht van Frank Underwood perfect moest accentueren. En was de kamer wel donker genoeg?
Voor elke entertainmentsessie stond ik dus met mijn ogen strak op het scherm gericht het geheel af te stellen, terwijl mijn vriendin achter me op de bank in slaap viel. Als we dan eindelijk toch de intro van House of Cards hoorden, kon ik alleen maar intens neurotisch naar de geeltinten staren, terwijl ik ‘de beeldkwaliteit, de beeldkwaliteit’ prevelde. Beleefden we de serie wel zoals hij bedoeld was?
Afgelopen weekend, bijna een half jaar nadat ik besloot een beamer te kopen, werkte ik de nieuwe, langere draden weg in kabelgootjes. Die avond gingen mijn vriendin en op de bank zitten en zetten hem aan. Het beeld was recht, de kleuren waren perfect. De tranen sprongen in mijn ogen. Ik was nog nooit zo gelukkig geweest.
Beeld: Boot voor eiland op de Yangtze, plaat voor toverlantaarn