Ik vier mijn lunchpauze in de kelder van het antiquariaat, tussen voorraadexemplaren en overgebleven boekenplanken. Daar staat een bureau waaraan ik mijn brood kan eten. Er wonen muizen in de kelder. Ik veeg kruimels op de vloer zodat ze de boeken met rust zullen laten.
Ik lees Wieringa’s Honorair kozak, het huidige pauzeboek. Een bundel reiscolumns waar ik jaloers op ben; op de taal welteverstaan, niet op de reizen. Ik ben niet zo’n reiziger. Verder dan Tel Aviv ben ik nooit gekomen. Toen ik er was, deed het me aan Amsterdam denken. Ik liet mijn haar knippen in de Gruzenbergstraat. Toen de kapper hoorde dat ik in Amsterdam woonde, vroeg hij me wat ik in godsnaam in Tel Aviv deed. Ik zei dat ik op reis was. Daar moest hij om lachen.
In Tel Aviv verbrak ik dagelijks het wereldrecord achteraan staan in een rij. Mijn goede manieren bleken geen Shekel waard: hoe harder de klant schreeuwde, hoe eerder hij met zijn brood weer buiten stond. Mijn vriend J. zei dat ik mijn ellebogen moest gebruiken, mensen de huid vol schelden. Dat respecteren ze. Maar ik was te verlegen. Ik hoopte dat de bakker dat zou signaleren en me uit medelijden naar voren zou roepen. Maar de bakker had een hart van steen. Ik kocht mijn brood daarna in de supermarkt.
In het café van mijn broer werken mensen die jonger zijn dan mijn overhemden. Ze willen allemaal reizen. Ze onderbreken hun studie, ze willen de wereld zien. Toen ik van de middelbare school afkwam, wilde ik Tilburg zien. Daar was de school voor journalistiek, een droombestemming. Na anderhalf jaar werd ik verwijderd. Mijn aanwezigheid liet te wensen over. Ik ging niet reizen, maar werken in een spoelkeuken. Dat heeft ook zijn charme, mits je van tl-buizen en vaatwerk houdt.
Een voormalige geliefde had permanent last van reiskoorts. Ze probeerde me te besmetten. Toen ik zei dat ik nou eenmaal liever in de kroeg zit, keek ze me moedeloos aan. Ze zei dat er in Laos ook kroegen bestonden. Ik geloofde haar niet, maar beloofde er over na te denken. Een maand later ging ze alleen op reis. Ze mailde me foto’s van kroegen in Laos. Toen ze thuis kwam, waren we voormalige geliefden.
Mijn moeder is taaldocent, zij leeft voor mooie zinnen. Dat heb ik van haar geërfd. Mijn moeder vloog ook in een rammelende Tupolev boven Moskou, toen Moskou nog het evil empire was. Ze slenterde door een verlaten Hermitage waar suppoosten vanonder hun wenkbrauwen met haar flirtten. Mijn ouders waren in die tijd van elkaar gescheiden. Mijn moeder ging op avontuur. Dat heb ik niet van haar geërfd.
Zoals Wieringa schrijft: “[…] Ik heb geloof ik liever een paar honderd woorden op papier, dan een echt avontuur.” Een leugen natuurlijk – de man heeft de halve planeet bereisd. Maar zijn woorden beuren me op. Woorden op papier zijn ook een avontuur. Verderop schrijft hij: “[…] Hij wist dat toen nog niet. Het lag in de plooien van de toekomende tijd verscholen.” In de plooien van de toekomende tijd verschuilt zich de rest van mijn leven. Wanneer de plooien zijn gladgestreken, ga ik reizen. Op zijn elfendertigst. Eerst Kyoto, dan naar het noorden naar Hokkaido, het land van het verloren schaap. Oversteken naar China, Mantsjoerije, daar staat een lange trein. Er wacht een continent. Paaseiland wil ik ook wel zien. En Machu Pichu, onder de voorwaarde dat ik er met een helikopter gedropt mag worden. Het inca-trail is geen plek voor bejaarden.
In de kelder van het antiquariaat is het stil. De muizen laten zich niet horen, de boeken evenmin. Ik lunch hier al jaren. Ik ben honkvast. Maar honkvast is geen woord dat tot de verbeelding spreekt. Ik noem mezelf liever een reiziger in spé.
Nu eerst nog een paar honderd woorden op papier.
Koen Alfons is sinds 2013 redacteur van Hard//hoofd. Hij schrijft columns en korte verhalen.
XF&M zijn een illustratie duo uit Groningen. Vanuit hun studio/huis werken zij samen aan hun illustraties, laag voor laag, met pen en papier, wat potlood, verf, krijt, inkt, stiften…en misschien nog wat spuitbus…