Het is half negen in de ochtend en alle taken voor deze dag zijn volbracht. Mijn dochter heb ik afgeleverd op de crèche, mijn echtgenote ben ik achterna gerend tot aan de bushalte met de boterhammen die ik voor haar smeerde. Het huis is nu helemaal van mij. Gelegen op de bank met een dekentje over mij heen en met op dat dekentje twee heftig spinnende in elkaar gekrulde katten, kan ik de uren heerlijk aan mij voorbij laten trekken. Er is weinig waar ik meer van kan genieten dan een griepje op z’n tijd, zeker met een goed gevulde koektrommel aan mijn zijde en een stapel stompzinnige programma’s op Uitzending Gemist.
Als eerste klik ik op een documentaire waarin de finalisten van de eerste editie van Idols gezamenlijk terugkijken op de afgelopen elf jaar. Het lijkt wel een soort groepstherapie. Ze hebben het natuurlijk ook niet makkelijk gehad, zo gauw als ze zijn vergeten na een periode van intense spotlights. Alleen Jamai heeft het anders ervaren, maar hij was dan ook de winnaar. Ik voel tranen over mijn wangen biggelen en pak nog een pennywafel uit de trommel. Dan spitsen Loeder en Muis tegelijk hun oortjes. Aan mijn sentimentaliteit moeten ze zo onderhand toch wel gewend zijn; ze horen vast iets anders dan gesnik. Ik zet het programma op pauze en dan hoor ik het ook: er is boven iemand aan het douchen.
Het idee om een broodmes uit de keuken te pakken en de trap te bestijgen, flitst slechts een halve seconde door mijn hoofd. Ik lig gewoon veel te lekker op deze bank om indringers uit huis te verjagen. Bovendien zal deze persoon toch op zeker moment vanzelf naar beneden moeten komen. De poezen en ik luisteren gedrieën nog enkele minuten aandachtig naar het stromende water, maar dan druk ik weer op play. Muis en Loeder nestelen zich in hun oude posities. Als deze onvoorziene badkamergast voor het baasje geen reden tot alarm is, zullen zij er ook geen snorhaar om vertrekken. De voormalige idolen treden voor elkaar op. Wanneer Dewi zingt dat ze “beautiful” is, “no matter what they say”, zwaait de woonkamerdeur open.
De jongen heeft mijn badjas aan en een handdoek om zijn dreadlocks geknoopt. In zijn handen houdt hij een bak met yoghurt.
‘‘I hate this song, it’s so fucking shallow,’’ mompelt hij.
Aan tafel lepelt hij de yoghurt met een paar happen naar binnen. Loeder springt van mijn schoot en loopt snuffelend naar hem toe.
‘‘Who are you?’’ vraag ik, nadat ik het programma weer op pauze heb gezet. Mijn stem klinkt stompzinnig hartelijk, alsof we bezig zijn met een voorstelrondje.
‘‘I am Dimitri,’’ zegt de jongen. ‘‘You are Kasper, right? Samantha told me everything about you.’’
‘‘Oh, okay,’’ zeg ik. Na een korte overpeinzing vraag ik hem wie Samantha dan wel mag zijn.
‘‘I don’t know her very well,’’ zegt Dimitri en begint dan heel heftig te hoesten. Een klodder yoghurt spat tegen de muur. Ik graaf ondertussen in mijn geheugen. Samantha, het zegt me vaag wel iets. Was dat niet de Canadese achternicht van mijn vrouw? Nee, dat was Christine. Dimitri zal op bezoek gekomen zijn toen ik al op bed lag. Wel echt iets voor mijn wederhelft om niet even aan mij door te geven dat we een logé hebben.
‘‘I’m sorry, but I’m very allergic. Could you please get these animals out of the room?’’ snottert Dimitri.
Loeder en Muis verzetten zich niet als ik ze op de gang zet, maar kijken me aan met een blik van diepe teleurstelling.
We meenden je zo onderhand nou wel een beetje te kennen, zegt die blik, maar hadden niet verwacht dat je je in je eigen huis zou laten commanderen door een volslagen vreemde.
‘‘Don’t worry,’’ zegt Dimitri terwijl hij een jointje rolt, ‘‘I’m only staying for a week. Then I’m leaving for Cuba.’’
Ik lig weer op de bank en pel een sinaasappel. Dimitri heeft de koektrommel afgepakt, omdat koekjes volgens hem niet goed zijn als je ziek bent.
‘‘I’d rather have you not smoke in the house, you see, the child...’’ stamel ik verontschuldigend.
‘‘But I’ve grown these myself,’’ grijnst Dimitri trots. ‘‘It’s as natural as giving birth.’’
Dan horen we een stem zeggen: ‘‘Aaaah, you kitties are so cute.’’
Het meisje zwemt in een oud T-shirt van mij. Ze heeft gitzwart haar en sproeten, een bijzondere combinatie.
‘‘Who are you?’’ vraagt Dimitri.
‘‘Yeah, very funny,’’ zegt het meisje verveeld.
‘‘How many people are sleeping here?’’ wil ik vragen, maar er komt geen geluid uit mijn keel. Het logeerkamertje is best ruim, maar er zijn grenzen.
‘‘Are you Dan’s friend Deborah?’’ vraagt Dimitri, alsof we een raadspelletje aan het doen zijn. Hij blaast enkele rookkringetjes in de lucht.
‘‘Oh George, could you please stop it? I fucking hate these kinds of jokes,’’ zegt het meisje bozig. Ze kijkt Dimitri strak aan, wachtend op een blik van spot. Als deze niet komt, rolt ze met haar ogen en hapt ze naar adem.
‘‘You seriously don’t fucking remember me?’’
Ze loopt naar de andere kant van de kamer, bestudeert vluchtig de archiefkast die daar staat en trekt een van de lades open. Het is een la waar rekeningen in liggen die nog betaald moeten worden. Ze pakt de stapel, laat die neerploffen op de grond en trapt de papieren alle kanten op.
‘‘Oh no, she’s going mental,’’ zucht Dimitri. Hij kijkt me aan met vermoeide blik.
‘‘Could you please stop doing that!’’ roep ik naar haar. Eindelijk klink ik kordaat. Jammer dat de poezen nog op de gang zitten, ze zouden trots op me zijn.
Het meisje ziet nu pas dat er al die tijd een man op de bank lag en zegt met grote ogen: ‘‘And who. The fuck. Are you?’’
‘‘I live here.’’ Tot mijn spijt klinkt mijn stem weer verontschuldigend. Blijkbaar was de opleving van assertiviteit maar van zeer korte duur.
‘‘George, you could at least have told me you have a roommate!’’ Dan kijkt ze de kamer rond en merkt het speelgoed op.
‘‘And you have children as well?’’ Haar stem slaat over.
‘‘No, the children are mine,’’ stel ik haar gerust. ‘‘Well, actually it’s only one child so far, but...’’
‘‘I’m so so sorry about the mess I made. My name is Jennifer, but you can call me Jen.’’
Jennifer loopt naar de bank en buigt voorover om mijn hand te schudden. De veel te wijde hals van mijn T-shirt biedt uitzicht op haar decolleté, waar een spiegeltje aan een ketting voor hangt. Ik weet niet waarnaar ik moet kijken, haar borsten of mijn eigen reflectie.
‘‘Yeah, I’m laying here because I’m sick and...’’
‘‘Oh, you poor boy,’’ zegt Jennifer en trekt het dekentje goed over mij heen.
‘‘Did George make you a cup of tea?’’
‘‘No, but...’’
‘‘What the fuck, George? Your roommate is sick and you don’t even give him some tea?’’
Dimitri haalt zijn schouders op en drukt de joint uit in zijn yoghurtbak.
‘‘I gave him an orange. That bastard was munching cookies and watching stupid television.’’
Jennifer fronst haar wenkbrauwen en kijkt me dan indringend aan.
‘‘Are you really sick? Or are you just shamming?’’
Ik zie dat ook Dimitri mij nu streng aankijkt. Met grote voorzichtigheid sta ik op van de bank.
‘‘Actually, I am starting to feel a bit better now. Must have been the orange.’’
Ik trek mijn schoenen aan, geef de poezen wat verse brokjes, raap de rekeningen van de grond en stop ze met de laptop en een extra sinaasappel in mijn tas, pak mijn jas en verlaat het huis.