In mijn tijd in het buitenland snakte ik naar Holland. Voor 25 dollar per ons kocht ik Maaslander belegen bij de traiteur, ik zocht de hele stad af voor ketjap en kroepoek, ik liet al mijn vrienden luisteren naar Le Le, en poogde tevergeefs discussies met ze aan te gaan over Geert Wilders en het immigratiebeleid (ze probeerden het moedwillig, maar voor Amerikanen zijn moslims toch een beetje een ver-van-hun-bed show). Met Sinterklaas bakte ik pepernoten -ik haat Sinterklaas- en bij de liquor store om de hoek vroeg ik of ze ook Genever hadden voor kopstoopjes. Not. Op een nacht, toen de melancholie hard was ingeslagen, zat ik aan de keukentafel met een fles rode wijn, een huisgenoot en YouTube. Nadat we Aux Raus en de Jeugd hadden gekeken gingen we terug in de tijd, naar 2Unlimited en via Little Green Bag naar de echte klassiekers, Tante Leen en Johnny Jordaan. Mijn huisgenoot glimlachte beleefd terwijl ik luidkeels meezong met 'Aan de Amsterdamse Grachten'. Wat een fantastisch nummer.
Vroeger speelde ik accordeon. Ik zal niet ouder dan zes zijn geweest toen ik voor het eerst met mijn kin steunend op dat enorme instrument op een stoeltje zat, terwijl de leraar met engelengeduld al die knopjes uitlegde. Ik was met een vriendinnetje en samen hadden we besloten dat wij niet blokfluit of piano gingen spelen. Dus reed mijn vader elke week steevast met mij achterop en de accordeon op het stuur naar de kelder waar we les hadden. Twee trappen af kwam je terecht in een rookwolk. Aan de bar in de kantine zat een dozijn oude mensen een kop koffie of een biertje te drinken, lekker met een Barclay erbij. Zij zaten in het orkest. En jawel, na een paar jaar mochten ook wij naar de grote zaal. Minstens vijftig jaar jonger dan de rest van het orkest zaten we pal in het midden. Naast me zat Miep. Naast Miep zat Truus. Naast Truus zat Leo. I kid you not.
Foto: Privécollectie Ava Mees List
Truus was een pittige tante, met blauwe spoeling in het haar en altijd een blouse met pailletten aan (en daarmee één van mijn eerste stijliconen). Miep daarentegen was een beetje sloom. Die begreep niet wanneer ze moest inzetten, en stelde de hele tijd domme vragen aan de dirigente (vond ik). Met zijn allen speelden we musicals als Fiddler on The Roof, en natuurlijk alle Amsterdamse liederen. Tulpen uit Amsterdam. Aan de Amsterdamse Grachten. Geef Mij Maar Amsterdam. We traden op in bejaardentehuizen en eens per jaar in Diemen. Toen ik dertien was en in de eerste klas zat, vond ik accordeon opeens het allerstomste instrument wat er bestond. Niet vet. Of stoer. Of gaaf. Nee, onwijs suf. Dus de accordeon werd weggedaan en ik ruilde mijn oefensessies in voor urenlange telefoongesprekken met mijn beste vriendin.
Aan tafel daar in San Francisco na die fles rode wijn en het gezang van oude liederen werd ik vervuld van spijt. Waarom had ik ooit dat geweldige instrument weggedaan? Ik wilde niets liever dan tot diep in de nacht knopjes indrukken en op de maat de trekzak heen en weer duwen (dat klinkt smeriger dan ik het bedoel). Ik kon niet wachten tot ik weer over de grachten kon fietsen, de lichtjes van de Magere Brug kon bewonderen, kaas kon kopen voor een normale prijs en biertjes kon drinken die met een schuimkraag werden getapt.
En eenmaal terug doe ik nog steeds niets liever. Ik geniet van de aanblik van baksteen, oude gevels, scheve stoepjes, en zelfs de betegeling op de Dam. In de kroeg bestel ik een jonge, op de fiets neurie ik Danny de Munk, onderwijl de bruggen aan de Amstel met gemak oprijdend, na de beproeving van de heuvels van Frisco. In mijn buurt geen Mexicaans maar Surinaams, en mistige avonden hebben plaatsgemaakt voor druilerige zondagmiddagen.
En de accordeon, die gaat zeker nog worden aangeschaft.