Dit is de reactie op Melle's brief van vorige week.
Amsterdam, 2 oktober 2009
Hey Melle,
Ja ja ja. Je hebt natuurlijk wel gelijk. In al die dingen die je altijd zegt. Je hebt er gelijk in dat je mij gelijk geeft dat Amsterdam kneuterig is en je hebt gelijk in de zorgen die wij delen om het feit dat Nederland zich in deze groeiende wereld steeds verder achter de dijken verschanst. En je hebt natuurlijk gelijk dat, nog meer dan al het andere, niet Amsterdam, maar wij langzaam veranderen. Wij gaan niet meer op zoek naar nieuwe plekken. En ja, we worden steeds minder jong.
Sterker nog, ik word ouder en wel volgende week. Ik heb m’n studententijd schreeuwend voorbij laten trekken zonder mijn gêne weg te drinken en de Voetboogsteeg onder te kotsten. Ik besteed liever een kwartier aan het zoeken naar de sneltoets op mijn computer om dat dakje boven de e van gêne te kunnen typen. En over een paar maanden studeer ik misschien wel af. En dan neem ik misschien wel een baan. Gelukkig schrijf ik het, want elke keer dat ik het zeg, moet ik al een beetje overgeven. En daarna begint pas het echte klagen.
Eerlijk gezegd weet ik wel dat er maar weinig dingen dankbaarder en eervoller zijn dan in je eigen levenonderhoud te kunnen voorzien, verantwoordelijkheid te nemen voor jezelf en werkelijk geëmancipeerd te zijn. Had iedereen op deze godverlaten planeet maar de luxe en de vrijheid om zonder dank of schuld in hun eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. Het probleem is dat ik veel te verwend ben om dat echt te kunnen bevatten. Laten we eerlijk zijn. Volgende week wordt ik 25 en in die 25 jaar heb ik nauwelijks anders gedaan dan mezelf te verrijken ten koste van anderen. Mijn ouders en de overheid hebben als gewillige schapen in mij geïnvesteerd, in de hoop dat die investering zich ooit uit zou betalen. En tot overmaat van ramp sputter ik nog tegen ook.
Maar het uitbetalen van die investering door mezelf nuttig en dienstbaar te maken voor de samenleving heeft niet per se iets te maken met het idee van een baan; en alhoewel we beide termen door elkaar gebuiken, is ‘baan’ toch ook niet hetzelfde als ‘werk’. Waar slaat dat woord eigenlijk op? Impliceert ‘baan’ dat je op weg bent in een bepaalde richting, zoals een glijbaan of een baan om de aarde? De term ‘werk’ verwijst naar een bezigheid die los staat van enige lange termijn context. Een baan daarentegen, moet op termijn ergens toe leiden; dat je van die ene baan overstapt naar de volgende baan, een betere baan, en dat je zo steeds verder komt. Maar het gaat helemaal nergens naar toe. Je komt helemaal niet echt verder en wat maakt de volgende baan eigenlijk beter? Een beter salaris? Een hogere positie? Een secretaresse en auto met chauffeur? Het maakt allemaal geen drol uit. En dat non-existente drolletje is waar onze generatie zich druk om maakt.
Het probleem is dat wij stiekem niets meer hebben om voor te vechten. We hebben het zo makkelijk, dat we ons niet meer hoeven af te vragen wat goed is, of wat belangrijk, wat voor ons de moeite van het opofferen waard is. Want zeg nou zelf, heb je iemand van onze generatie ooit iets zien opofferen, iets zien opgeven? Heb je ooit iemand met diepe overtuiging en vast geloof ergens voor zien gaan? Nee, wij verschuilen ons liever achter die bewering dat iedereen recht heeft op zijn of haar mening en je niet kunt beoordelen wat goed of fout is, want wat voor ons goed is, is misschien wel fout voor een ander. Lafayette en Che Guevara zouden in de wereld van vandaag voor gek zijn verklaard. Idealisten, die durven te pretenderen dat hun waarden universeel zijn en dat ook nog eens met het zwaard in de hand gaan lopen uitdragen? Gatverdamme! Ze zijn nog erger dan de neo-conservatieven. Ze zijn nog erger dan de Talibalibanban. Heb je daar wel eens bij stilgestaan?
En wij, Melle? Wij zijn de generatie van de besluiteloosheid. We hebben zoveel keus, terwijl zo weinig ons echt raakt, dat we langs de kant blijven staan. Aarzelend, wachtend op het ideale moment om het water in te springen en actief vorm te geven aan de wereld waar we deel van uitmaken. Maar het punt is, dat dat moment nooit komt.
En toch fladdert onze generatie maar een beetje rond, wachtend op de juiste kans. We studeren een beetje hier, pruttelen in een bestuurtje daar en werken een beetje in de rondte; niet omdat we er echt in geloven, maar omdat we denken dat het ons mettertijd wel zal brengen waar we wel in durven te geloven. En na verloop van tijd worden we dan zelf een cliché en lachen we onze ambities beschaamd weg.
Mel, ik geloof dat ik je in al die jaren maar een keer met klem heb verzocht onmiddellijk een boek te lezen. Weet je nog? Ik begin steeds beter te begrijpen waarom. Net als Holden Caulfield doen we maar wat. We hebben geen idee waarom of voor wie. En heel soms, denken we in al onze stompzinnigheid opeens dat we de geest hebben en het allemaal begrijpen. Dan schudden we iemand wakker om ons belachelijk te maken met het beste van alle slechte ideeën: ‘I’d just be the catcher in the rye and all.’ Ja, precies, de vanger in het graan. Heel goed.
Groetjes,
elon
p.s.: Ik heb laatst een collecteur van de nierstichting weggestuurd, omdat ik aan tafel was, en omdat ik toch geen nierziekte heb. Begrijp je wat ik bedoel?
p.p.s.: Hoe komt er stof aan de binnenkant van mijn lampenkap?
- volgende week het antwoord van Melle -