Elke maand kiest Anne namens het Amsterdams Songwriters Guild een bijzonder singer-songwriter. Deze keer een portret van de bijzondere en eigengereide Welshman Davie Lawson. "I’ve got what I’ve got and it’s briljant!"
[audio: http://www.hardhoofd.com/wp-content/uploads/2010/04/02-Annie-Marathon.mp3]Davie Lawson - Annie Marathon (Tree Tumble Wake Mother, 2010)
Jaren geleden leerde ik Davie Lawson (geboren David Lawson Froggatt, Chester, 1980) kennen als mijn ‘Attick Monkey’. Ik weet niet eens meer wie van ons twee die naam bedacht heeft, maar hij leek gepast. Davie zwierf weer eens door Nederland met een gitaar, tekenboekje en een rugzak vol met kleren en ik gaf hem onderdak op de zolder van het studentenhuis dat ik toen bewoonde. Zijn eerste plaat Konichiwa? (2007, smoked recordings) was al uit en hij verzorgde onder andere het voorprogramma van Lucky Fonz III. Toen ik kennis maakte met zijn muziek viel mij meteen een soort ‘puls’ op, een hartslag die door al zijn nummers pompt, een herkenbare benadering van ritme en energie die in elk liedje doorklinkt, hoe verschillend het karakter ook.
Een tijdje hoorde ik even niet veel meer van Davie, ook muzikaal niet. Hij zal toch nog wel spelen dacht ik, anders is het eeuwig zonde. Afgelopen week was hij er opeens weer. Met de karakteristieke vrolijke blauwe ogen, een aantal optredens samen met zijn gitarist Paul Tasker en een nieuwe CD: Tree Tumble Wake Mother (maart 2010, smoked recordings) Daarbij heeft hij nu een heuse documentaire aan zijn broek hangen. Reden genoeg voor een portret:
Davies beeldende taalgebruik heeft hij opgelopen op het platteland van Wales. De landelijke omgeving heeft ook zijn manier van schrijven bepaald. ‘Als je opgegroeid bent met stadsgeluiden heb je een compleet andere vorm van beeldvorming dan wanneer je tussen de heggen, bossen en rivieren bent opgegroeid. Die dingen manifesteren zich in de manier waarop ik schrijf.’
[audio: http://www.hardhoofd.com/wp-content/uploads/2010/04/06-Black-River.mp3]Davie Lawson - Black River (Tree Tumble Wake Mother, 2010)
Davie Lawson kwam voor het eerst met Nederland in aanraking toen hij meereisde met zijn vriendin die in Wageningen kwam studeren. Terwijl hij aan het rondtrekken was leerde Davie bij toeval het Amsterdams Songwriters Guild kennen, dat toen nog in een heel pril stadium verkeerde. ‘Ik kwam aan per trein, had mijn gitaar op mijn rug en sliep in een hostel aan de Vondelstraat waar ik mijn geld in mijn kussensloop bewaarde. Ik hoorde van het ASG en besloot er heen te gaan. Otto Wichers (Lucky Fonz III) was een van de eerste mensen die ik ontmoette, vlak daarna kwam Ro Halfhide (voorman ASG) en daarna volgden nog vele anderen. Ik liep bij het ASG naar binnen en ben nooit meer weg gegaan. Het was fantastisch om het ASG door de jaren heen te zien groeien. Er is inmiddels bijna een hele nieuwe generatie bezig.’ Op de vraag wat het ASG voor hem gedaan heeft geeft Davie beslist antwoord; ‘Het gaf me een plek om te kunnen spelen en groeien. Ik verwachtte dat niet en ik heb er ook nooit om gevraagd. En daarnaast de vrienden en alle support; ik heb op vloeren geslapen, op zolders gewoond. Jullie zijn knettergek, jullie Nederlanders, ik kan niet geloven hoe gastvrij jullie zijn!’
Zijn relatie met Nederland werd bestendigd in zijn samenwerking met Dan Tuffy van ‘smoked recordings’. Dit platenlabel bracht Davie’s eerste cd Konichiwa? uit. ‘Dan Tuffy laat me doen wat ik wil. Artistiek gezien. Hij support me daarin ongelofelijk. Daarbij zijn mensen in Nederland bereid de deur uit te gaan, geld uit te geven en zo artiesten te steunen. Wanneer ze een muzikant zien groeien hebben ze het gevoel er zelf deel van uit te maken.’
Davie heeft het gevoel dat die artistieke vrijheid in de UK veel minder is. ‘Het steekt wel een beetje dat ik in de UK veel minder bekend ben, het zou natuurlijk geweldig zijn daar een echt publiek te hebben. Dat zou ik ook zeker nog willen opbouwen, maar dat graag willen kan een invloed hebben op hoe je als artiest functioneert. Als een schrijver een boek alleen schrijft met de publicatie in zijn hoofd wordt het geen goed boek. Ik word nu hier in Nederland ondersteund door het label en de distributie. Als ik heel hard werk en nog meer publiek opbouw zal ik blijven groeien als artiest en muzikant. Waar dat publiek dan precies is maakt me niets meer uit. I’ve got what I’ve got and its brilliant!’
De documentaire No windows without walls (2010, Matthijs van der Ven) geeft een prachtig inzicht in Davie als muzikant en het muzikantenbestaan in het algemeen. Daarbij wordt de kijker ook nog getrakteerd op een paar schilderachtige beelden van Nederland. Davie vond het erg vreemd zelf bij de vertoning aanwezig te zijn. ‘Het was zenuwenslopend. Wanneer je muziek speelt heb je nog opties om je een beetje te verbergen. Nu was er geen enkele plek om me te verbergen. Maar het voelt ongelofelijk dat iemand iets wil documenteren en dat vervolgens zo geweldig doet. Matthijs is een natuurtalent in filmen en trouwens een hele slechte kok.’
De titel No Windows without walls is afkomstig uit Davie’s repetoire. Desgevraagd vindt hij het echter nogal moeilijk zijn eigen tekst te interpreteren. ‘Maar dat is ook precies waarom ik het schrijf. Het zou flink stom zijn als ik precies zou weten wat alles is. Ik schrijf juist liedjes zodat ik het níet hoef uit te leggen. Laat de mensen luisteren en denken en interpreteren wat ze willen, het zijn geen raadseltjes om op te lossen. Ik ben niet bang om me op eenvoudige wijze uit te drukken. Ik hou van bloemrijke taal maar mijn favoriete regel ooit uit mijn eigen repertoire is de regel uit het nummer Tree Tumble Wake Mother: “I Packed my lunch in the bag that the bread came in.” Ik hou ervan hoe simpel dat taalgebruik is, Het vertelt werkelijk iets over mij, want dat is wat ik dagelijks doe.’
Het idee dat er in muziek een kracht schuilt om woorden en muziek te verenigen onderschrijft Davie van harte. ‘Het is iets wat bijna lichamelijk waargenomen kan worden. Achteraf, soms wel twee jaar later valt de betekenis van een tekst op zijn plaats. Eigenlijk helpt het schrijven me om te leven. De ruimte tussen het schrijven, zingen en optreden maakt dat je de nummers gaat interpreteren. Een beetje je eigen orakel zijn, alhoewel ik mezelf heus niet als religieus profeet zie.’
[audio: http://www.hardhoofd.com/wp-content/uploads/2010/04/11-Tree-Tumble-Wake-Mother.mp3]Davie Lawson - Tree Tumble Wake Mother (Tree Tumble Wake Mother, 2010)
Over de titel van zijn nieuwe CD Tree Tumble Wake Mother: ‘Het is een beeld dat ik in mijn hoofd had: een kamer vol met slapende kinderen en dan komt er een gigantische boom door het dak heen vallen. Het eerste waar ze aan zullen denken is; maak mama wakker! Zo is het met alles, iets gebeurt en je denkt, wat gaan we nu doen? Maar het gaat niet om de boom, het gaat om het roepen. Dat er iemand ís om te roepen. Het is een slecht ding, wat er gebeurt, maar je hebt iemand daar om te roepen. Het gaat om degene die daar is.’
Iemand hebben die daar is als je wilt roepen lijkt uiteindelijk de ultieme ambitie van Davie Lawson. ‘Ik denk niet dat ik ooit zal stoppen muzikant te zijn. Maar dat betekent niet dat ik niet ook geniet van andere dingen. Er zijn ook andere vormen van inspiratie en die moet ik onderhouden om een gezonde benadering te houden. Daar ligt mijn balans; ik moet me bezig houden met andere dingen dan muziek om in staat te zijn muziek te kunnen maken. Als mensen echt willen stoppen met muziek maken dan moet je je afvragen waarom ze in de eerste plaats begonnen zijn. Een schrijver stopt ook nooit met schrijver zijn. En als je het niet kunt uitvoeren, moet je iets anders zoeken waarvan je geniet. Dat is niet een compromis sluiten, dat is prachtig.’ Uiteindelijk is het Davies doel om een interessante opa te zijn. ‘Alles wat daaraan bij kan dragen ga ik aan. Wat ik echt graag zou zien als toekomst is een klein huisje en een familie. Dat is wat er overblijft als je de rest laat verdampen.’