Als freelancer heb je de vrijheid om te werken wanneer je wilt. Je hebt ook de vrijheid om zo veel te lanterfanten als je wilt, dus enige discipline is genoodzaakt. Voor je het weet is er weer een dag voorbij zonder dat er ook maar iets constructiefs is gedaan.
Ik werk graag in het holst van de nacht. Dan is het stil, dan gaat de telefoon niet, dan kan ik met niemand afspreken. Dan kan ik dicht tegen de deadline aan zitten, dan is er niets op televisie, dan ben ik niet afhankelijk van twaalf koppen koffie. Midden in de nacht zet niemand iets nieuws op Facebook, midden in de nacht hoef ik niet in de zonneschijn te dartelen. Midden in de nacht vind ik de tijd om in alle rust te schrijven, vertalen, en redigeren. Bovendien: als je midden in de nacht iets af hebt, mag je daarna zorgeloos je bed opzoeken. En uitslapen, ook wel bekend als het allerlekkerste wat er op de hele wereld bestaat.
Je eigen ritme bepalen en thuis werken is heerlijk, maar het werkt soms wel enigszins vervreemdend. Terwijl de rest van de mensheid in colonne naar het werk fietst om 9 uur, lig ik nog lang en breed in dromenland, en terwijl iedereen op de werkplek zit, maak ik fluitend om één uur mijn eerste kopje koffie. Onlangs stond de bovenbuurvrouw ’s avonds voor de deur. Omdat de badkamer werd verbouwd moest de hoofdkraan de volgende ochtend een half uurtje worden afgesloten, tussen acht uur en half negen. Het speet haar verschrikkelijk, en ze had nog geprobeerd om het naar een later tijdstip te verzetten, maar tevergeefs. Ze hoopte dat ik begrip had. Ik knikte maar een beetje. De enige mogelijkheid dat ik om 8 uur ’s ochtends water nodig zou hebben is als ik midden in mijn nacht een glaasje water zou blieven, alvorens rustig verder te gaan soezen.
Foto: privécollectie Ava Mees List
Omdat ik veel tijd thuis doorbreng, ben ik ook altijd de enige die opendoet wanneer de postbode aanbelt. Dit betekent over het algemeen dat ik pakketjes aan moet nemen voor het hele appartementencomplex, terwijl ik steevast de deur opendoe in mijn kimono, ongeacht het tijdstip van de dag. Een beetje schuldig kijk ik dan de beste man of vrouw aan, en meestal weet ik er nog een soort leugen er uit te persen dat de reden van mijn pyjamadracht een griepje is. Ik denk dat ze daar inmiddels al lang niet meer intrappen, maar voor de vorm spelen we elke keer weer het toneelstukje. “Beterschap mevrouw.” “Dankje, werkze.” Klik, deur dicht. En weer op blote voeten de trap op.
In San Francisco bezocht ik het Google-kantoor waar een vriend werkte. Het was op zondag en dus uitgestorven, en op de tiende verdieping liepen we tussen de bekende Amerikaanse cubicles door. Ik kende die dingen alleen maar uit films als Working Girl en keek dus mijn ogen uit. Elke medewerker had naast zijn computer persoonlijke snuisterijen en foto’s verspreid. Van die prullaria waar men zich mee wilt onderscheiden, maar als je goed kijkt heeft iedereen dezelfde drie soort foto’s (van kinderen, vrienden in de zomer met opgestoken duim, en van zichzelf tijdens het beoefenen van een grensverleggende sport.)
“Denken jullie dat ik ooit in zo’n ding zal werken?” vroeg ik aan mijn makkers. Zonder ironie in hun stem antwoordden ze me met een stellig “Natuurlijk!” No way, suckers, dacht ik. Mij krijg je met geen drie knollen naar kantoor.
Nog geen jaar later, en wel vandaag, heb ik mijn eerste kantoordag. Niet dat ik nu een vaste nine to five heb, maar in het kader van betrokkenheid bij de werkgever (en voor mij om eens wat welkome priemende ogen in mijn rug te hebben) schuif ik vanaf heden zo nu en dan met mijn collegae aan een groot bureau. Ik ben heel erg benieuwd hoe ik het er van af ga brengen, zo met vijf uur slaap. Dus welterusten, jongens. Anders worden het er vier.